Cookie beleid Be Quick Zutphen

De website van Be Quick Zutphen is in technisch beheer van VoetbalAssist en gebruikt cookies. Hieronder de cookies waar we je toestemming voor nodig hebben. Lees ons cookiebeleid voor meer informatie.

Functionele cookies

Voor een goede werking van de website worden deze cookies altijd geplaatst.

Analytische cookies

Google analytics Toestaan Niet toestaan

Marketing cookies

Facebook Toestaan Niet toestaan

VERKEER(D)...

VERKEER(D)...

16 februari 2020 14:30


Noem ik mijn woonplaats Lochem platteland? Als geboren Zutphenees zou ik dat zeker niet van mijn geboorteplaats durven en hoeven zeggen. Hier ontbreekt gelukkig de Amsterdamse waanzin, maar het is wel degelijk een stad met een rijke historie en een aangenaam centrum.
Lochem is ook een stad(je) met alles erop en aan, maar de omgeving zo prachtig en divers, dat je het toch als platteland zou bestempelen en dat is prima zo.
Maar in dit rurale plaatje past ook, ontegenzeglijk, vergrijzing, ondanks het feit dat je steeds meer jongere gezinnen ziet komen. Kennelijk op zoek naar nog betaalbare bewoning, wat minder hectiek en om hun kroost te leren dat melk uit een koe komt en niet uit een pak. Zelfs mijn zoon verruilt in het voorjaar Haarlem voor Lochem. Aan de rand van Lochem heeft hij een fantastisch huis gekocht met uitzicht op de Berg en een tuin die tachtig meter diep is. In Haarlem had een postzegel als tuin. Gelijk heeft-ie.
Hoewel zelf richting zeventig gaande, beschouw ik me zelf (nog) niet als de grijze golf, hoewel mijn kuif iets anders verraadt.
Sommigen weten dat ik een autoliefhebber ben en een nogal snelle BMW 5-serie rijdt, dus als je binnenkort nog maar 100 km op de autobaan mag voortsukkelen dan zie ik mijn besteedbaar inkomen er fors op achteruit gaan. De aanvraag voor een derde hypotheek is al in behandeling.
De wat oudere automobilist in dit stadje en erom heen is zeer frequent een forse aanslag op mijn bloeddruk. Nou ja, geen richting aangeven en zeker niet op een rotonde (daar sta je dan voor Jan Lul, grrrr), eerst remmen en dan toch maar richting aangeven als je geluk hebt. Twee parkeerplaatsen innemen en de auto zo dicht tegen je deur plaatsen dat je er niet meer in kunt komen. Kleine (onverklaarbare??) krasjes hier en daar. Dat soort dingen.
Onlangs moest ik naar Zutphen en aan de rand van de stad is een zwembad met een uitrit naar de grote weg. Ik zag een auto daar vandaan komen en aan het type wagen voel ik doorgaans wel aan wat er gaat komen, dus ik hield er al wat rekening mee dat-ie vlak voor mij de weg zou opdraaien, maar het was wel heel kort dag en ik denk als hij geen bril met min 18 draagt zal hij toch wel stoppen. Hij deed het niet en ik kon vol op de rem en de claxon. Vervolgens reed hij de komende tweehonderd meter dertig en stond bij de volgende rotonde te wachten tot de wereld zou vergaan, terwijl er in geen velden of wegen verkeer was.
Elke automobilist, waar ter wereld ook, vindt zichzelf een kanjer op de weg. Of dat nou op een bergpad in Nepal is, een karrenspoor in Sierra Leone of de Santa Monica Boulevard in Los Angeles. Ik heb dat gevoel ook wel een beetje. In 52 jaar autorijden heb ik niets noemenswaardig meegemaakt en in mijn werkzame leven reed ik niet zelden 100.000 km per jaar.
56 Jaar geleden zat ik (14) al achter het stuur. Jaren daarvoor al mocht ik op schoot van mijn vader af en toe eens sturen. Begin jaren zestig kocht hij een zomerhuis in de buurt van Almen. Mooie zandwegen er omheen en een lange oprijlaan. Aan het begin een hek met aan weerszijden twee grote betonnen palen.
Mijn vader wist natuurlijk dondersgoed dat ik al vroeg autogek was, want ik speelde de hele godganse dag met Dinkey Toys.
In die jaren waren auto’s nog een redelijke zeldzaamheid en op de wegen was het relatief rustig. In de omgeving van het zomerhuis zag je af en toe een tractor of een paard met wagen.
Mijn vader achtte het verantwoord om mij maar eens achter het stuur van zijn Peugeot 403 te plaatsen. De basale dingen: optrekken, schakelen, “vooruit kijken, niet naar de punt van de motorkap”, keren, inparkeren. Dat ging als een abc’tje.
Inmiddels was mijn moeder overleden, want zij had het gedrag van echtgenoot en zoonlief nooit getolereerd, maar zodoende lag de weg voor dit gedrag wel vrij.
Mijn vader was een verstokte roker en lezer. Regelmatig was het pakje Lexington leeg en dan moest hij zijn geliefde lectuur terzijde leggen om een naar De Hoofdige Boer in Almen te rijden om nieuwe te halen. Dat was toentertijd een boerencafé, waar je ook tabak kon kopen en chips (ongezouten met een klein blauw zakje zout erin om op smaak te brengen).
Toen hij op een keer zichtbaar gepikeerd sigaretten wilde gaan halen, vroeg ik zo onschuldig mogelijk of ik het even zou doen. En verdomd, dat vond hij goed.
Voor dat klusje had je een minuut of tien nodig, maar ik wist het te rekken tot drie kwartier. Lekker scheuren over die zandwegen. Een paradijs op aarde. Mijn vader accepteerde het en was misschien -diep in zijn hart- wel een beetje trots op zijn veertienjarige zoon (wat u zegt: andere tijden...).
Zo ontstond er rond dat Almen een soort onbezoldigde koeriersdienst.
Inmiddels had ik geleerd dat ik bij aankomst bij het hek met een flinke snelheid en een hijs aan de handrem de auto recht tussen die twee palen kon krijgen en vrijwel geen vaart hoefde te minderen.
Dat ging altijd goed tot op een zekere zondagmiddag toen ik met de sigaretten en zakje chips terug kwam.
Ik schampte de rechterkant tegen die betonnen paal en het geluid van ijzer op die steensoort is een beetje te vergelijk met een krassende nagel over een ouderwets schoolbord. Ik was geschokt. Oh, mijn god, wat nu? En daar kwam mijn vader doodgemoedereerd aansjokken. Handen in zijn zak. Hij keek eens en zei: “Mmmm, niet gelukt dit keer?”. Daar bleef het bij. Maar zo was hij altijd wel. Als ik zelf iets fout deed, dan wist ik dat zelf wel het beste. Ik mocht nadat de schade hersteld was nog wel blijven rijden, maar de les was dat je op de zandwegen rond Almen niet als vanzelf in de Formule 1 zou terecht komen.
Tsja, auto’s. Ik heb er wat gehad. Eerst twee Lelijke Eendjes, twee Amerikaanse Kevers, Volvo Amazone, Volvo Katterug, een paar BMW 3’s, Alfa Guilia, drie Alfa’s (164, 166) en nu mijn derde BMW 5. Sommigen verklaren me stilletjes voor gek. Ik rijd nu nog zo’n 15.000 per jaar en dan kan dat ook prima met een KIA, Skoda of weet ik veel wat, maar ik vertik dat. Laat mij maar lekker. Ik geniet in die bak en hoop dat ik verlost blijf van elektrisch rijden. Ik wil niet het gevoel krijgen dat ik in een strijkijzer op wielen zit. Natuurlijk zit er ook wat rebels in dat gedrag. In mijn auto kan ik rijden op een Eco-stand. Ik heb die knop nog nooit aangeraakt, allergisch dat ik ben geworden voor al dat milieu-gekraai. Dat we straks 100 moeten gaan rijden om “ruimte”te maken voor stikstof voor huizenbouw. Hoe verzin je zoiets? Dat het gros van de automobilisten daar zich barst van gaat aantrekken, de boete dan maar weer gelaten betaalt en er zeer gevaarlijke situaties op de snelwegen, dat wordt allemaal ondergeschikt gemaakt aan die soap die klimaat en Milieu heet.
Op warming van de aarde? Het begint hier zojuist te sneeuwen...

Cees Seevinck,
11 februari 2020,
[email protected]

voeg je eigen gadgets toe aan deze pagina!